De ridder Gerlach werd tijdens een riddertoernooi in Gulik tot inkeer
gebracht. Terwijl hij gereed was om de strijd aan te gaan, werd hem
verteld dat zijn rouw overleden was. Dit raakte hem diep en opende zijn
ogen. Volgens de Vita begreep hij door deze tegenslag dat rijkdom
vergankelijk is, dat ereposten voorbij gaan en dat ze niets anders
betekenen dan ijdelheid en een bedrieglijke illusie. Gerlach legde zijn
uitrusting af en verklaarde dat hij zich voortaan zou richten op een
waardevoller leven. Hij ging nederig en bekeerd terug naar zijn
geboortestreek. Daar aangekomen, schonk hij zijn bezittingen aan
anderen. Hij behield alleen een haren kleed en een maliënkolder. Hij
maakte zich gereed om op blote voeten een pelgrimstocht te maken langs
heiligdommen, dat wil zeggen plaatsen waar heiligen rustten.
Nadat
Gerlach was teruggekeerd van zijn pelgrimsreis, leidde hij in Houthem
een deugdzaam leven. Hij was niet alleen streng voor zichzelf, maar ook
voor anderen. Geestelijken en pastoors berispte hij streng wanneer zij
de gelofte van kuisheid niet naleefden. Soldaten berispte hij onder
andere vanwege plunderingen, het onderdrukken van arme mensen en een
ijdel leven met dobbelspel, jacht, geldzucht en riddertoernooien. Dames
verweet hij dat zij zich mooi maakten en zo de blikken van overspelige
mannen lokten. Maar nog heftiger keerde hij zich tegen jonge mannen die
met lange haren pronkten. Hij haalde ze over om spontaan hun haren door
hem te laten afknippen.
Er ontstond bij zijn kluizenarij een
heiligdom. Uit het hout van de omgehakte eik werden twee kleine kamers
gemaakt. De ene kamer werd door Gerlach als kapel gebruikt en de andere
als een kleine slaapkamer. In het kapelletje mocht Gerlach, die zelf
geen priester was, plechtige missen laten vieren Gerlach schafte daartoe
liturgische kleding -en voorwerpen aan en een tot altaar gewijde tafel.
Hij nodigde priesters bij zich uit en liet ze de H. Missen voor hem
lezen. Er gebeurden rond Gerlach wonderbaarlijke dingen. Toen hij
bijvoorbeeld op een zekere dag aan het eindpunt van zijn gebruikelijke
nachtelijke wandeling bij de kerk van de heilige Servaas was aangekomen
en de deur nog gesloten was omdat het uur van de metten nog niet was
aangebroken, ging de kerkdeur vanzelf voor hem open zonder dat iemand ze
ontsloot. Ook gebeurde het dat een priester, Rutger, die in de kapel
van Gerlach de H. Mis voor hem had gelezen, water putte uit de nabije
bron. Toen Gerlach ervan proefde merkte hij dat het water in wijn was
veranderd. Gerlach was daarover boos omdat hij nooit wijn dronk. Rutger
beweerde echter dat hij aan Gerlach zuiver water had aangereikt. Toen
Gerlach aan Rutger vroeg om opnieuw water te halen veranderde dit
andermaal in wijn. Toen dit een derde keer gebeurde, besefte Gerlach dat
een wonder had plaatsgevonden en prees hij Christus.
Toen Gerlach
onder grote pijnen op zijn sterfbed lag, weigerden de priesters van
Meerssen hem met het Laatste Sacrament, het viaticum, te bedienen omdat
hij niet langer tot hun parochie behoorde. Gerlach vertrouwde echter op
God en zag dat een oude grijsaard in een sneeuwwit kleed, waarvan gezegd
werd dat het de heilige Servaas was, voorafgegaan door een jonge man,
in zijn kamer kwam. Hij groette de aanwezigen en troostte Gerlach als
een vriend en sterkte hem met het viaticum zodat Gerlach naar de hemel
kon gaan. Hierna gaf Gerlach aan de verzamelde vrienden de opdracht zijn
lichaam, gehuld in zijn maliënkolder en haren kleed, in zijn eigen
kapel te begraven. Gerlach overleed op 5 januari. Hij werd
overeenkomstig zijn wens in zijn houten kapel begraven, gekleed in het
haren kleed en in zijn maliënkolder die hij als kluizenaar en pelgrim
jarenlang droeg. Op zijn graf zouden een klooster en een pelgrimskerk
ontstaan die tot op de dag van vandaag door pelgrims bezocht kunnen
worden. De relieken van de heilige Gerlach rusten in het midden van deze
pelgrimskerk.
Heilige van het Geuldal en het heuvelland (en elders)
In
de Nieuwe Tijd werd Gerlach de patroonheilige van het Land van
Valkenburg en daarmee ook van het Geuldal. Vele parochies en
verenigingen in deze streek en ver daarbuiten dragen zijn naam,
waaronder de scouts van St. Pieter (Maastricht ) en Hoensbroek en de harmonie van Oirsbeek.