Van Houthem naar Maastricht

St. Gerlach maakte vanuit zijn kluizenarij in Houthem dagelijks pelgrimsreizen door het Geuldal. Zes dagen per week bezocht hij te voet het graf van de heilige Servaas in Maastricht. Soms werd hij door medepelgrims vergezeld. Zo gebeurde het dat iemand tijdens een strenge winter, ook blootsvoets, met hem meeliep, wiens voeten vreselijk pijn deden. Gerlach zei tegen hem: "Probeer eens met je voeten te treden in de voetstappen die ik in de grond achterlaat". Hij deed dat en er trad een verandering op. De kou die hij voordien als een pijn had ervaren, voelde hij nu als dauw in lentetijd.

De moeizame tocht van Houthem naar Maastricht werd na het overlijden van St. Gerlach in navolging van St. Gerlach niet alleen door de mensen van de streek levendig gehouden, maar door mensen uit alle delen van de wereld, die zich naar zijn heiligdom begeven. Van generatie op generatie is zo het verhaal van de pelgrimstochten van St. Gerlach naar Maastricht doorverteld en nog steeds lopen pelgrims deze tocht vanuit het heiligdom van St. Gerlach in Houthem naar het heiligdom van St. Servaas in Maastricht. Ook de vrienden van St. Gerlach willen dit verhaal aan volgende generaties doorgeven, zodat de herinnering aan de heilige Gerlach als vereeuwigd blijft voortbestaan. De weg naar Maastricht voert over een lastige helling. Op regendagen is de lössgrond er zo kleverig en drassig dat men nauwelijks vooruit kan. In de winter verhardt de grond en wordt ruig, zodat reizigers die blootsvoets gaan wel eens een bloedig spoor nalaten. Maar Gerlach verliet zijn rustbed elke nacht bij het eerste hanengekraai en hij was steeds ter plaatse vóór de kanunniken van de heilige Servaas, die in het midden van de nacht opstaan voor hun nachtofficie ter ere Gods. Hij was dan aan het einde van zijn krachten door de honger en ging gebukt onder het gewicht van zijn maliënkolder, ontveld door zijn ruwe haren kleed, uitgeput na een tocht door de duisternis over een gladde weg. Herhaaldelijk werd hij onder weg lastig gevallen door duivels die een eind met hem meeliepen over de weg. Zo gebeurde het dat een boze geest hem verscheen in de gedaante van een zekere Herman, die met hem de weg voortzette en hem onopvallend en als het ware druppel voor druppel het gif van zijn boosaardigheid influisterde. Maar toen hij merkte dat Gerlach het gif, dat hij in diens oren en in zijn hart liet binnendruppelen, beheerst uitspuwde, stortte hij zich vanaf de brug in de Maas, die door Maastricht stroomt. Een andere keer, toen de duivel de devotie van Gerlachs bedevaart wilde verstoren, liet hij kuipen, wijnvaten en andere vreemde voorwerpen rondom hem tollen. Maar ook met deze kunstjes van zijn kwade geest oogstte hij geen succes. Gerlach bleef onvermoeibaar zijn bedevaartstochten naar het graf van St. Servaas herhalen. Zijn volharding werd door geen vijand aan het wankelen gebracht.

 van houthem naar aken

 

Van Houthem naar Aken

Alleen op zaterdag, de dag waarop de gedachtenis van Maria wordt gevierd in de Mariadom in Aken, begaf hij zich met zijn ransel en zijn stok naar deze kerk, die is gesticht door Karel de Grote en de heilige paus Leo III. Onderweg bezocht Gerlach dan het klooster Rolduc, waar hij bij de abt biechtte.

Links: glas-in-loodraam in de crypte van de kloosterkerk in Rolduc met een afbeelding van St. Gerlach die in Rolduc bij de abt biecht.