DE ZILVEREN RELIEKBUSTE VAN ST. GERLACH

Op 24 maart 2022 interviewden we (Hella Binnendijk en Maurice Essers) in de tuin bij zijn huis aan de Amsterdamse Prinsengracht de kenner bij uitstek van Maastrichts zilver, de oud-notaris Paul Kerckhoffs, over de buste van St. Gerlach en over de maker van de buste, de Maastrichtse zilversmid Fredericus Wery (1656-1727).

Paul, je bent verzamelaar van Maastrichts zilver, specialist daarin en medeauteur van een boek daarover: “Zilver met Schwung”. Kun je toelichten hoe die affiniteit met Maastrichts zilver is ontstaan?

Twee dingen. Geografische ligging en toeval. Ik ben geboren en getogen in Valkenburg. Ik ben een Valkenburgse jongen en heb op school gezeten in Maastricht. Daar, in Maastricht, kwam ik in aanraking met de historie van de stad en daaraan verwante zaken. Dus dat is de link met Maastricht. Dan het zilver. Mijn ouders waren verzamelaars van Limburgse kunst. Het waren generale verzamelaars van alles wat in een interieur past. Meubels, porselein etc. Dat kreeg ik als kind mee. Ze hadden bijzondere belangstelling voor Limburgse schilders als Charles Eyck, Harrie Koolen, Hans Truijen en Lei Molin. Ik ben als kind daarmee begiftigd. Ik noem het “leuk erfelijk belast”. Waarom Maastrichts zilver? Daar deden mijn ouders minder aan. Dat is een toeval. In 1978 was er de grote overzichtstentoonstelling, ik was toen een jongen van 17-18, van Maastrichts zilver in het Bonnefantenmuseum. Het onderzoek naar Maastrichts zilver stond toen nog in de kinderschoenen. 1978 was een eerste belangrijke stap daarin. En dat is nu veel verder. Een bevriende kunsthandelaar van mijn ouders vroeg me bij de tentoonstelling in 1978 om een boek daar op die tentoonstelling op te halen en zo kon ik naar de tentoonstelling kijken. Toen ben ik gegrepen door Maastrichts zilver. Vanaf dat moment ben ik voor het Maastrichts zilver gegaan. Dat heeft geleid tot de verschijning van het standaardwerk Duurzame Glans over Maastrichts zilver in 2012 ter gelegenheid van de openingstentoonstelling in Museum Het Vrijthof.

Wat is dat precies Maastrichts zilver?

Zilver kun je in combinatie brengen met een stad. Door Napoleon hebben we een landelijke controle gekregen en daarmee landelijke waarborgen. Maar voor 1800 was er in elke stad nog een gilde, een ambacht, een eigen controle. Elke stad had zijn gildes, zoals een bierbrouwersgilde, tingietersgilde, weversgilde etc. En zo had je ook het zilversmedengilde. Dat zorgde voor die interne controle. Die controle was het gehalte op zilver dat door een keur bevestigd werd. Dat gebeurde door het bestuur van het ambacht. Na controle werd een teken in het zilver geslagen van de stad en van de keurmeester. Zo werd een stuk Maastrichts zilver. Het is dus zilver dat in Maastricht gemaakt en gekeurd is onder verantwoordelijkheid van het Maastrichtse ambacht. Het zilver dat door dat ambacht is gemerkt duidt je aan als Maastrichts zilver. Zo had je ook zilver uit Utrecht, Amsterdam, Luik, Parijs en Augsburg, maar ook zilver uit kleine steden als Weert, Venlo en Roermond, als je over Limburg praat.

Je noemt de herkomst, de zilversmeden die aangesloten waren bij het Maastrichtse ambacht. Wat is er zo onderscheidend en specifiek aan Maastrichts zilver?

Je hebt een algemene vorm of mode. Maar elk land, elke provincie en elke dorp had daarnaast zijn cultuur, invloed en mode. Je ziet dat je naar de volksaard een smaakontwikkeling krijgt. Zo ook in Maastricht. Maastricht is zuidelijk. Het was geparenteerd aan Luik en aan Holland. Maastricht wordt geassocieerd met zuidelijkheid, schwung, levenslust, Bourgondisch etc. Dat zie je ook terug in de ornamentiek en in de lijnen van het zilver. Er zijn stukken Maastrichts zilver die aan die kenmerken voldoen. Het zilver uit die tijd is een combinatie van de periode (Lodewijk XV), maar elke zilversmid geeft er een touch aan naar aanleiding van de volksaard. Smaak en opdrachtgever zijn mede bepalend. Er kwamen ook mensen uit het Maastrichtse garnizoen bij de Maastrichtse zilversmeden. Dat waren vaak Hollandse niet-katholieken (Maastricht viel indertijd onder de tweeherigheid: de prinsbisschop van Luik en de hertog van Brabant, de stadhouder van de Republiek der Verenigde Nederlanden). Dat leidde tot raakvlakken met het meer serene Haagse zilver. Maastrichts zilver moet je verder zien in de context van de driehoek Luik, Aken en Maastricht. Die driehoek was in die tijd (de 18e eeuw) onderscheidend in bouwkunst, meubelkunst en architectuur. Denk bijvoorbeeld aan de architect Couven, die toen in deze regio werkte en die ook voor het Norbertinessenstift in St. Gerlach belangrijk is geweest. De kunstenaars uit deze regio hebben toen eigen ornamenten, een eigen stijl ontwikkeld, die wereldwijd bekend is.

interview in de achtertuinPaul Kerckhoffs (rechts) en Maurice Essers (links) tijdens het interview in de achtertuin.

Dan hebben we het over de 18e eeuw, de tijd waarin die driehoek Aken, Luik, Maastricht relatief welvarend was, dus een regio met een goede basis voor zilversmeden die opdrachtgevers zochten. Ik probeer het Maastrichtse zilver te plaatsen in de tijd van het Norbertinessenklooster van St. Gerlach, de 18e eeuw waarin de buste van St. Gerlach is gemaakt. Kun je daar iets meer over zeggen?

De 18e eeuw is belangrijk voor het zilver. Daarvoor was er de rijkdom en praal van de kerk, die leidde tot het kerkelijk zilver. In de 18e eeuw kwam de omslag naar het burgerlijk zilver, dat eigenlijk mijn specialiteit is, het burgerlijk gebruik van zilver. Daarin zie je de welvaart uit die tijd terugkomen. De mensen gaan aan de mode meedoen. Koffie, thee, chocolade, suiker, tabak. Het bijbehorende zilver werd gebruikt om de rijkdom te tonen. Je kunt een link leggen met de VOC. De ontwikkeling van koffie en thee is vanaf 1680 gekomen. Dat zie je terug in het burgerlijke zilver. Er kwam een grote aanwas in zilveren gebruiksobjecten, waarmee mensen wilden pronken.

Reliekbuste GerlachReliekbuste van de H. Gerlach, zilver, hoogte 46 cm, door Fredericus Wery uit Maastricht vervaardigd in 1704-1706
volgens de inscriptie van het jaartal aan de achterzijde. Dit wordt bevestigd door de op het zilver geslagen letter S die in
Maastricht in gebruik was in de jaren 1704-1706. Naast de stadskeur van Maastricht is een meesterteken aangebracht
met een F waaronder een W. Hieruit kan worden opgemaakt dat de maker van de buste Fredericus Wery is. In het
borstbeeld wordt de schedel van Gerlach bewaard met de tekst Reliquae capitis S. Gerlaci conf.


Hoe was de opleiding in het vak indertijd?

Dat was het oude interne gildesysteem. Dat zouden we eigenlijk meer moeten hebben, in elk vak. Dat je weer mensen opleidt, dat je een vak leert bij een leermeester. Of je nou bij de timmerman begon als krullenjongen of als leerling in een ander ambacht. Een jong iemand begon bij de zilversmid met de kleine klusjes. Je zat in het gildesysteem onder de knoet van de meester. Door de jaren werd je bedreven in het vak. De meester was trots op zijn leerling. Als de meester aangaf dat je het vak onder de knie had, dan werd je voorgedragen aan het gilde. Dan moest je een meesterproef doen. Door proefstukken te maken moest je je vakbekwaamheid tonen aan de keuringscommissie. Als die commissie de proef goed vond, dan werd je geïnaugureerd en kreeg je je meesterteken.

Waren het families die als zilversmid in Maastricht actief waren?

Dat hoeft niet. Je hebt wel families, zoals de familie Wery. In Maastricht zijn er trouwens wel meer familieverbanden. Wery en L’Herminotte zijn de belangrijkste families. Zij hebben het meeste en belangrijkste zilver gemaakt. Verder is er de familie Bauduin en er zijn nog een paar andere families (waaronder de familie De Bor en de familie Stocx).

 Sacramentsplaquette

 


Sacramentsplaquette

Links: zilveren plaquette afkomstig van de Broeder-schap van het Allerheiligste Sacrament des Altaars opgericht in de St. Matthijs in Maastricht, 1441, Fredericus Wery, circa 1716,

Collectie Bonnefantenmuseum

Hoe zou dat gegaan kunnen zijn met de opdracht voor de buste van St. Gerlach? De Norbertinessen waren misschien al gebruikers van burgerlijk zilver en waarschijnlijk waren ze voor commissies op Maastricht georiënteerd. Ging de priorin naar Maastricht om een smid te kiezen? Hoe kwam zij bij Wery terecht?

Dat is interessant. Kijk, die zilversmeden die specialiseerden zich, al waren ze ook wel allround. Ieder had zijn eigen accent. De een deed kerkelijk zilver; de ander deed meer burgerlijk zilver. De een was goed in drijfwerk en de ander die deed vooral kandelaars. Bij Wery deed de familie allebei, zowel kerkelijk als burgerlijk zilver. Ze hebben in die familie veel met zilver gedreven. Die buste van St. Gerlach is drijfwerk. In Holland zijn Lutma en Vianen op dat gebied bekende namen, echte drijvers. Wery heeft dat ook gedaan. De Norbertinessen zijn waarschijnlijk bewust terechtgekomen bij iemand die goed was in het drijven. Als je er kunsthistorisch naar kijkt: de buste is uit 1702. Als je kijkt naar het andere werk van Wery, zoals de plaquette en veel andere stukken, die zijn van voor 1700 (de plaquette is van 1688). Wery was dus ten tijde van de opdracht voor de buste al bedreven in het drijfwerk en hij maakte kerkelijk zilver. Hij was bovendien de zilversmid van het kapittel van het St. Servaas. Misschien ligt ook daar een verband. Dat kapittel was in Maastricht belangrijk. Ik kan me voorstellen dat de katholieke Norbertinessen zich bij het kapittel georiënteerd hebben op wie goed was in drijfwerk. De Norbertinessen hebben daar bij het kapittel allicht naar gevraagd.

Was de vervaardiging van de buste van St. Gerlach door zijn omvang een kostbare opdracht?

Bij zilver speelde vooral het gewicht. Ik weet niet precies wat het gewicht van de buste is. Het zilver van de buste is helemaal niet zo dik. Rond de schedel van St. Gerlach is zilver gedreven. Dat gewicht is nu trouwens geen factor meer. De waarde van het materiaal is tegenwoordig nog maar een fractie van de kunsthistorische waarde.


Was er in Maastricht een aparte wijk voor zilversmeden? Weten we waar de familie Wery woonde? Was er op dat adres een atelier, een winkel met showroom?


Dat adres is bekend. Vroeger had je het grofsmedengilde. Zilversmeden hebben zich later (eind 17e eeuw) daarvan afgescheiden en zijn een apart gilde geworden. Je hebt in Maastricht de Maastrichter Smedenstraat. Dus je hebt wel wat aanknopingspunten om aan te nemen dat daar een wijk van zilversmeden was. Er waren ook zilversmeden die reisden. Die leerden hun vak in Luik en die weken dan uit naar andere steden, bijvoorbeeld vanwege de hevige concurrentie in Luik. Of neem bijvoorbeeld de Maastrichtse zilversmid Olislagers. Die heeft eerder in Den Haag gewerkt.

ovalen plaquettes fredericus weryTwee ovalen plaquettes met afbeeldingen van de annunciatie (1710-1712), Fredericus Wery, Bonnefanten Museum,
langdurig bruikleen LGOG. Foto’s bij dit interview zijn gemaakt door Peter Cox Fotografie.


Tussen Luik en Maastricht was er een enorme rivaliteit. Vanuit Luik werd soms een beetje op Maastricht en op de Lage Landen neergekeken door de Walen. Luiks zilver was lang het duurste zilver omdat daar de rijkste verzamelaars opdoken. Maar Maastrichts zilver is eigenlijk unieker. Het is zeldzaam en duur en het is uiteindelijk Luik overstegen. Maar eerlijk is eerlijk, in Luik zaten nog vaardigere mensen. Luik was ook rijker. De bisschop zat er. Maar Maastricht heeft kwalitatief goed zilver gemaakt. Met mooie invloeden vanuit Luik en het garnizoen. Het heeft een eigen identiteit. We mogen trots zijn op het Maastrichtse zilver, de stedelijke trots van Maastricht!
De ambachtslieden woonden vaak in een klein huisje, in een klein atelier met een werkbank en bescheiden materiaal, hamertjes en een kaars. Zo heeft ook Rembrandt vroeger geschilderd, in het donker. Dus we moeten ons daar niet te veel van voorstellen. Het waren over het algemeen geen rijke mensen. Al waren Wery en L’Herminotte uitzonderingen, gezien wat bekend is over hun bezittingen (huizen). Alleen in grote steden zag je wel eens een soort showroom, maar in Maastricht misschien een paar proefstukken die in een kastje getoond werden, meer niet. Er zal wel een winkeltje zijn geweest, maar geen grote winkel met een showroom. Het was vooral een werkplaats. Voorraad had je als zilversmid niet, want zilver was duur. Smeden konden geen voorraad maken, want dan moesten ze investeren in zilver. Een opdrachtgever bracht daarom naar de zilversmid vaak een zak zilverlingen mee met een gewicht op basis van het zilver dat nodig was voor het uitvoeren van de opdracht. Daar zijn kwitanties van, waaruit dit blijkt. Opdrachtgevers leverden de zilverlingen in of ze leverden oude zilveren voorwerpen in die werden omgesmolten. Er werd ook zilver als materiaal uit het buitenland geïmporteerd. Eigenlijk was zilver, net als geld, een betaalmiddel.
Zilver is een legering met andere metalen en daardoor nooit puur. In zilver zit altijd een ander metaal bijgevoegd om sterkte te krijgen. Door een chemische legering krijg je die sterkte. Dat luistert nauw. Als de buste van St. Gerlach puur van zilver zou zijn geweest, dan zou de buste te slap en buigzaam zijn en dan zou je er bij het vervaardigen doorheen drijven.

Hoe moeten we de buste van St. Gerlach plaatsen in het werk van Wery?

Er zit veel kerkelijk werk en drijfwerk in het oeuvre van Wery. Een koffiekan of een kandelaar kun je snel naar een vorm maken, maar in de buste zit kunstenaarschap. Dat is niet alleen de ambachtsman, die je daarin aan het werk ziet. De buste van St. Gerlach en de plaquette van Sodom en Gomorra tonen de kwaliteit van het drijfwerk van Wery.

Die plaquette heb ik zelf ooit verworven, maar die is nu te zien in het Bonnefantenmuseum. De plaquette is uit 1688. De buste is uit 1704-1706. Als je de plaquette ziet en als je die contouren op de borst van St. Gerlach ziet en hoe de baard van St. Gerlach is gedreven, dan zie en voel je de hand van de meester. Dit loopt. Hier zit leven in. Maar er zit ook rust in het stuk. Ook in de buste zit leven. Kijk maar naar de gelaatsuitdrukking en naar de ogen van St. Gerlach. Het is ongelooflijk. Het is een combinatie van schilderen en beeldhouwen in zilver. De buste en de plaquette zijn twee topstukken van Wery.

De plaquette is een bijbelse voorstelling: Sodom en Gomorra. Het vertrek uit de stad, de vrouw die omkijkt en daarbij verandert in een zoutzuil. Het is heel belangrijk erfgoed. Ook de buste: kerkelijk erfgoed, maar, met de schedel, ook een katholiek reliek. De plaquette kan in een tabernakeldeur hebben gezeten (kerkelijk) of in een kabinet (burgerlijk). Ze zat lang in de collectie van een belangrijke Luikse familie, de familie De Schaetzen. Ik heb de plaquette op een kleine veiling in België gekocht. Dit stuk heb ik lang enorm gekoesterd, maar ik ben blij dat het nu in openbaar bezit is.

 Sodom Gomorra


De plaquette

Links: plaquette met afbeelding van vertrek uit Sodom en Gomorra, langdurig bruikleen Stichting Bonhomme Tielens (herkomst: collectie familie P.A.E. Kerckhoffs)

Is het niet uitzonderlijk dat zo een buste van St. Gerlach zijn oorspronkelijke functie nog heeft? De buste staat nog in de schatkamer en staat tijdens het octaaf van St. Gerlach bij het altaar.

Hetzelfde geldt voor de buste van St. Servaas en voor de noodkist. In processies gaan die mee, bijvoorbeeld bij de Heiligdomsvaart. Het wordt een stuk verering. Bustes van heiligen waren altijd belangrijk. Kijk maar terug naar de Maaslandse zilversmedenkunst, zoals de Noodkist van St. Servaas, en kijk ook naar de buste van Karel de Grote in Aken. Die zijn bezet met edelstenen en er zijn ook plaquettes op gedreven. De kunst van Wery is trouwens niet alleen in schatkamers, maar ook in musea te zien. Sterker nog, Wery is de basis geweest van het Bonnefantenmuseum. De grondlegger van het museum is Victor de Stuers, een man die toen al de tendens zette voor verzamelen. De eerste plaquettes van Wery die het Bonnefanten kreeg waren indertijd de basis van het museum. Het Bonnefanten had twee kleintjes en ik had de grote plaquette (Paul lacht).

Bonnefantenmuseum maastrichts zilver
De prachtige afdeling Maastrichts zilver in het Bonnefantenmuseum in Maastricht.
Zie hierover ook: https://www.bonnefanten.nl/nl/kunst-kunstenaars/ontdek-de-collectie/kunstnijverheid/maastrichts-zilver


Maastricht is altijd een vestingstad geweest. Bij veroveringen werden, als bekend, kerkschatten geroofd, maar ook eigendommen van de burgerij. Hoe heeft dit zijn weerslag gehad op het kerkelijk zilver. Is het bijzonder dat de buste nog in het heiligdom in St. Gerlach staat en niet verloren is gegaan?

Dat is zeker bijzonder. Als er oorlog gevoerd moest worden dan werd zilver omgesmolten. Het zilver werd van burgers gevorderd en uit kerken en kloosters weggehaald. Zilver werd gebruikt om soldaten te betalen. Oorlog voeren heeft zo veel kapot gemaakt, los nog van de Beeldenstorm en wat in een oorlog zoal kapot werd geschoten. Iedereen roofde het zilver, want zilver was geld. Je smolt het om en je had geld.

 Sodom Gomorra



Links:
afbeelding op boekbeslag (Romeins Missaal), collectie Bonnefanten, Fredericus Wery, langdurig bruikleen Parochiekerk H. Margarita, Margraten

 Maar ook de smaak –en modeontwikkeling heeft veel verloren doen gaan. Neem een 16e of 17e-eeuwse kelk. Die werd op een gegeven moment niet meer mooi gevonden en werd dan verbouwd. Een beetje net als wat de architect Cuypers heeft gedaan door naar zijn smaak oude kerken te verbouwen, zo is ook vaak zilver verbouwd. Of kijk naar een juweel van je moeder dat vermaakt wordt. Dat heb je ook met kerkelijk zilver gehad. Daardoor is veel kerkelijk en ander zilver verloren gegaan. Het kan best zo zijn geweest dat de Norbertinessen in St. Gerlach in de kluis hebben gekeken naar wat ze hadden en niet meer mooi vonden en dat ze dat gebracht hebben naar Wery met de vraag om er iets moois nieuws van te maken.

Er zijn afgelopen decennia veel diefstallen uit kerken geweest, waarna stukken weer op de markt opduiken. Wat kan gedaan worden om erfgoed te registreren en verlies daarvan tegen te gaan?

Nu komen jullie op een stokpaardje. Kerken en musea brachten vroeger op stukken uit hun collectie met Oost-Indische inkt (of tegenwoordig met een barcode) een inventarisnummer aan. Deze instellingen hebben verantwoordelijkheid genomen. Institutioneel is er iets geregeld, maar particulier niet. Er zijn ook verschillende documentaties. De kerken hebben eigen documentaties en ook elk museum en het koninklijk huis heeft een eigen documentatie van een collectie. Er zit geen eenheid in. Er moet volgens mij een uniform systeem komen, dat herkenbaar is, ook voor particuliere collecties. Onafhankelijk gedocumenteerde herkomst is voor een voorwerp tegenwoordig cruciaal. Interessant is dat zilver al geregistreerd was avant la lettre, want zilver had zilvermerken. Het registreren en het aanbrengen van merken is dus niet nieuw.
Diefstal is een ander verhaal. Die voorkom je niet met een merkteken. Als je een domme dief hebt die een stuk omsmelt, dan is het voor eeuwig verloren. Diefstal van dit soort stukken van kerkelijk zilver is heiligschennis. Een dergelijke diefstal is helaas vaak gebeurd. De buste van St. Gerlach moet daarom gekoesterd worden. Je kunt een kopie maken en die in de schatkamer in Houthem tonen, maar zelf wil ik altijd het origineel zien. Een originele buste heeft magie. Die magie moeten we tonen. 

Kan er iets gedaan worden om de buste nog beter onder de aandacht te brengen?

Wat interessant zou zijn voor een bezoeker is als de buste in een bredere context geplaatst zou worden. Je zou eigenlijk naast de buste burgerlijk zilver moeten zetten. Dan laat je zien dat Wery een allround kunstenaar was, die niet alleen cibories en bustes maakte, maar ook huiskunst. In het Bonnefantenmuseum wordt in de zilverkamer getoond dat het zilver gemerkt is. Dat kun je ook bij de buste laten zien. Die ster op dat zilver is een affiniteit met Maastricht: “Made in Maastricht” en wel door de kunstenaar Wery. Zet in de schatkamer iets burgerlijks naast de buste en laat die merken zien. Laat die merken zien en vergroot ze waardoor je een gevoel krijgt dat ook de zilversmid zijn handtekening zette. Rembrandt en Van Gogh zetten een handtekening op hun schilderij. Dat is het signatuur van de schilder. Het merkteken van Wery is het signatuur van de meester en natuurlijk een waarborg onder het oude ambacht. Laat zien wat het verhaal is! Waarom is het stuk gemaakt? Hoe is de kunstenaar geïnspireerd? Laat ook andere stukken van Wery zien. Er is nog een stuk van Wery met een Romeinse fontein. Het is geschonken door de dochter van Wery aan een Maastrichts weeshuis. Dat weeshuis heeft het stuk verkocht, maar uiteindelijk is het toch goed terecht gekomen in het Bonnefantenmuseum. Ook in Valkenburg is er een stuk van Wery, een reliekhouder, in mijn oude kerk, de Nicolaas en Barbara. En hier in Houthem staat de buste nog op de plek waar die voor gemaakt is! Je zou de buste eigenlijk een keer naast de plaquette moeten zetten in het Bonnefanten-museum of, andersom, de plaquette naast de buste in de schatkamer in Houthem. Bijvoorbeeld voor een tentoonstelling ter gelegenheid van de Heiligdomsvaart van Maastricht, nadat de buste de Heiligdomsvaart heeft gelopen. Je kunt dan ook laten zien dat Wery de basis voor het Bonnefanten-museum was met die twee kleine plaquettes. Je ziet, jullie vraag inspireert mij!

 pelgrimage houthem maastrichtDe jaarlijkse pelgrimage met de buste van St. Gerlach vanuit Houthem naar de beide basilieken in Maastricht.